Kleine Kerk en Nieuwe Armen Weeshuis

Op 16 jan­u­ari 1498 gaf paus Alexan­der goed­keur­ing om een Augusti­jn­er kloost­er in Enkhuizen op te richt­en. Hij deed dit op ver­zoek van onder andere de parochi­a­nen van de Zuiderk­erk. Zij von­den meer pas­torale zorg nodig in een stad die steeds vak­er bezocht werd door zeelui en kooplieden.

Het hier afge­beelde kloost­er is rond 1530 gebouwd. Er zullen zo’n 12 mon­niken gewoond hebben.

Na 1572 werd het een Wees- en Armen­huis. De kloost­erkapel werd in 1654 in gebruik genomen als de derde her­vor­mde kerk in de stad: de zoge­naamde Kleine of Mon­nikenkerk. Aan het einde van de acht­tiende eeuw werd er ook nog een Bank van Lening in geves­tigd. Men hoopte dat het Armenbestu­ur daarmee de kas wat kon spekken.

In 1820 werd ook dit gebouwen­com­plex ges­loopt. De lan­delijke over­heid had er nog belang­stelling voor getoond om er een gevan­ge­nis in te ves­ti­gen, maar het stads­bestu­ur zag op tegen de kosten van de ver­bouwing. Het was niet het enige gebouw dat in die tijd ges­loopt werd.

Als we de lijst overzien, is hij bij­na net zolang als de huidi­ge mon­u­menten­li­jst. Ook in 1820 wer­den de kan­toren en bij­na alle pakhuizen van de WIC op de Pak­tu­inen ges­loopt. In 1821 vol­gden nog het Prin­sen­hof aan de West­er­straat, twee grote huizen aan de Hoogstraat en in 1829 de Oost-Indis­che Toren. De Wierdijk ver­loor door sloop en brand bij­na al zijn rijke koop­man­shuizen. Alleen het Peper­huis bleef staan. De Keeten­poort, de Noorder­poort, de lijn­ba­nen, de molens; alles werd ges­loopt en het puin verkocht. Geen won­der dat, toen de Frans­man Havard Enkhuizen bezocht, hij de stad beschreef als een kerk­hof. Hij maak­te een wan­del­ing door Enkhuizen. Op een gegeven moment hield de bebouwing op, en in de verte mid­den tussen de wei­lan­den lag daar de vest­ing­w­al en een een­zame stad­spoort. De helft van de stad was grasland gewor­den.