Giethuis

Een Hol­landse stad was tot aan de Franse tijd bestu­urlijk, mil­i­tair en economisch bij­na een geheel zelf­s­tandi­ge een­heid. Zo’n stad had niet alleen eigen wet­ten, een eigen leg­ert­je en eigen verdedig­ingswallen, maar ook vaak een eigen wapenin­dus­trie.

In het Giethuis wer­den de Enkhuiz­er kanon­nen gegoten. Niet alleen kanon­nen overi­gens, ook klokken en vijzels (onont­beer­lijk in elk huishouden) wer­den hier gepro­duceerd. De kanon­nen wer­den ook voor de VOC gemaakt. Tot in Chi­na zijn er kanon­nen met het opschrift VOC-E gevon­den. In de acht­tiende eeuw bestelde de VOC min­der zware kanon­nen dan in de zeven­tiende eeuw. De VOC had haar posi­tie in Azië veiliggesteld. De grote zware kanon­nen had zij niet meer nodig.

De Geschuts- en Klokkengi­eter­ij werd in 1613 in het bas­tion ‘De Beer’ gebouwd. Nu lijkt dit gebied met de begraaf­plaats en het Wil­helmi­na-plantsoen een stil gedeelte van de stad, maar in de zeven­tiende eeuw was het een druk havenge­bied. De gieter­ij zelf lag aan het einde van de Krab­ber­shaven die weer uit­mondde in de Vis­ser­shaven die toe­gang gaf tot de Zuiderzee. Van bei­de havens is niet meer over dan de water­par­tij in het Wil­helmi­na-plantsoen.

Van de gieter­ij zijn de namen van zo’n vijf­tien meestergi­eters bek­end. De laat­ste stierf in 1777.

In 1784 werd het gebouw het Land­shos­pi­taal van de Marine. Tot dat jaar kon de Marine en zijn voor­ganger de Admi­raliteit zijn zieken onder­bren­gen in de ver­schil­lende ste­den. Maar daar moest elke keer weer over onder­han­deld wor­den.

In het hos­pi­taal kon­den ongeveer vijfhon­derd zeel­ieden ver­zorgd wor­den. Het bijbe­horende kerk­hof (zo goed was het hos­pi­taal niet) is verd­we­nen, maar het ter­rein heet nog steeds het Matrozen- of Bonkenkerk­hof. In 1819 werd het gebouw ges­loopt. Tien jaar lat­er werd het hele ter­rein geë­galiseerd, ook het bas­tion De Beer verd­ween. Al in de Franse tijd had de regering in Den Haag het begraven in kerken ver­bo­den, maar Enkhuizen had steeds uit­s­tel aangevraagd. Pas in 1829 werd op deze plek een algemene begraaf­plaats aan­gelegd.